Het koepokkenvirus, ook wel bekend als cowpox, behoort tot de familie Poxviridae en het geslacht Orthopoxvirus. Cowpox is minder bekend dan het menselijke pokkenvirus, maar blijft een interessant onderwerp voor professionals in de volksgezondheid en virologische onderzoekers. De ziekte die het veroorzaakt, wordt gekenmerkt door huidzweren, roodheid en ernstig oedeem, dat pus kan bevatten. Symptomen zijn ook koorts, gezwollen klieren en spierpijn, gevolgd door zweren met een zwartachtig centrum. Gelukkig laat de ziekte meestal korsten achter en geneest ze gemiddeld binnen een maand.
Wat is koepokkenvirus?
Het koepokkenvirus, lid van de Poxviridae-familie en het Orthopoxvirus-genus, is verantwoordelijk voor de infectieziekte die bekend staat als koepokken. Het genoom van het Cowpoxvirus is groter dan 220 kpb en is daarmee het grootste genoom van de Orthopoxvirale soorten. Verdeeld in drie verschillende regio’s, bestaande uit twee eindregio’s genaamd R1 en R2 en een centrale kernregio, bevat dit genoom omgekeerde eindherhalingen van ongeveer 10 kpb, onderverdeeld in twee verschillende secties.
Het Cowpoxvirus heeft een rijk genoom, dat codeert voor 30 tot 40% van de producten die betrokken zijn bij de pathogenese, en het heeft de meest complete set genen van alle orthopoxvirussen. Deze unieke eigenschap geeft het de mogelijkheid om te muteren in verschillende virale stammen. Als dubbelstrengs DNA-virus heeft het een omhulsel rond het virion en kan het coderen voor zijn eigen DNA-transcriptie- en replicatiemachinerie, waardoor replicatie in het cytoplasma van de gastheercel mogelijk is.
Het virus gebruikt cellulaire receptoren om de gastheercel binnen te dringen en zo de afweer van het immuunsysteem te omzeilen. Het heeft ook een breed scala aan cytokinereacties, waardoor het immuunsysteem wordt tegengewerkt, en reguleert celsignaalroutes om de gastheer te infecteren.
Het Cowpoxvirus vertoont basofiele en acidofiele insluitsels in geïnfecteerde cellen, waarvoor verder onderzoek nodig is om hun rol in de virale levenscyclus volledig te begrijpen. Tot slot is het koepokkenvirus zoönotisch en kan het worden overgedragen tussen verschillende diersoorten, wat zorgen baart voor de volksgezondheid.
Wat zijn de symptomen bij dieren?
Het koepokkenvirus kan verschillende diersoorten besmetten, voornamelijk wilde knaagdieren, huisdieren zoals knaagdieren en katten, en vee. Het is wereldwijd verspreid, hoewel de frequentie van de gevallen niet goed bekend is. In ontwikkelde landen zijn gevallen vanbesmetting bij vee zeldzaam.
Het koepokkenvirus wordt voornamelijk overgedragen door contact met een besmet dier. Runderen, woelmuizen, katten, veldmuizen, ratten en muizen zijn potentiële reservoirs van het virus. Bij knaagdieren en katten vindt overdracht meestal plaats door contact met een besmet dier.
De symptomen van een koepokkeninfectie variëren afhankelijk van de soort. Bij knaagdieren zijn weinig symptomen zichtbaar, hoewel sterfte mogelijk is. Bij katten zijn korstvormige laesies te zien op de kop en de oren, evenals blaasjes in de mondholte en op de tong. In de ernstigste gevallen kan de ziekte systemisch zijn en interne organen aantasten, voornamelijk de longen, en een fatale afloop wordt vaak geassocieerd met een secundaire bacteriële infectie.
Wilde knaagdieren, zoals woelmuizen en bosmuizen, worden beschouwd als natuurlijke reservoirs van het koepokkenvirus. Hoewel er tot het begin van de jaren 1970 gevallen van koepokken werden gemeld in Europa, worden koepokkeninfecties nu voornamelijk in verband gebracht met huiskatten, die af en toe op deze wilde knaagdieren jagen. Huisratten zijn ook verantwoordelijk geweest voor infecties bij mensen.
Hoe wordt dit virus overgedragen?
Overdracht van het koepokkenvirus bij knaagdieren en katten vindt plaats door direct contact met een dier dat het virus bij zich draagt. Knaagdieren, zoals woelmuizen en muizen, zijn natuurlijke gastheren voor het virus en brengen het over via hun afscheidingen en uitscheidingsproducten, maar ook door direct lichamelijk contact. Ook katten kunnen het virus oplopen door op besmette knaagdieren te jagen en deze te doden, en het virus overbrengen via hun speeksel wanneer ze zichzelf verzorgen of door contact met besmette wonden.
Bij mensen vindt overdracht van het koepokkenvirus meestal plaats door direct huidcontact met een besmet dier, zelfs als er geen sprake is van een duidelijke beet of schram. De transmissieroutes zijn voornamelijk via de slijmvliezen en de huid. In het verleden werd de overdracht op mensen voornamelijk in verband gebracht met contact met besmette koeien, waarbij mensen die nauw met deze dieren samenwerkten in het bijzonder werden blootgesteld. De laatste decennia vindt overdracht op mensen echter vaker plaats door contact met besmette katten, hoewel deze gevallen over het algemeen relatief zeldzaam blijven.
De gebieden die het vaakst getroffen worden door huidlaesies zijn de handen en het gezicht, waar puistjes kunnen ontstaan die bijzonder pijnlijk zijn. Directe aanraking met besmette dieren, vooral bij het verzorgen of verzorgen van wonden, verhoogt het risico op overdracht van het virus. Het is ook belangrijk op te merken dat er geen bekend bewijs is van overdracht van het koepokkenvirus van mens op mens, wat betekent dat de ziekte voornamelijk wordt verspreid door contact met besmette dieren.
Hoe uit de ziekte zich bij mensen?
Risicoberoepen zijn alle beroepen waarbij sprake is van nauw contact met knaagdieren en katten, zoals personeel in dierenwinkels, fokkers en dierenartsen. Deze beroepen staan in het bijzonder bloot aan de overdracht van het koepokkenvirus door hun regelmatige interactie met dieren.
De symptomen en het verloop van een koepokkeninfectie worden gekenmerkt door huidlaesies die zich ontwikkelen tot een zwartachtige korst, die gepaard kan gaan met koorts, gezwollen lymfeklieren en spierpijn. Bij mensen bestaan de symptomen uit grote blaren op de huid, koorts en gezwollen lymfeklieren. De meeste mensen zijn vatbaar voor de ziekte, vooral kinderen, die vaker in nauw contact komen met het virus. Het klinische verloop van de ziekte bij mensen is een pijnlijke lokale huidlaesie met lokale adenopathie en “griepachtige” symptomen, die over het algemeen na 6 tot 8 weken geneest. Ernstige vormen zijn echter mogelijk, vooral bij immuungecompromitteerde personen, met de ontwikkeling van een dodelijke gegeneraliseerde infectie.
Huidlaesies in het schurftstadium zijn 1 tot 2 cm in diameter, dik, aanhechtend en kunnen in kleur variëren van geelbruin tot rood. Microscopische biopsieën van de laesies laten beelden zien van vacuolisatie, ballonachtige degeneratie van keratinocyten en de aanwezigheid van intracytoplasmatische insluitingslichamen die specifiek zijn voor Poxviridae.
Hoe worden runderpokken behandeld?
De behandeling van koepokken berust voornamelijk op ondersteunende maatregelen, omdat er momenteel geen specifieke antivirale behandeling voor CPXV bestaat. Therapeutische inspanningen zijn gericht op het beheersen van symptomen en het voorkomen van complicaties.
In het geval van infectie met het koepokkenvirus kunnen patiënten behandelingen krijgen om de symptomen te verlichten, zoals koortswerende middelen om de koorts te verlagen en pijnstillers om de bijbehorende spierpijn te verlichten. Er kunnen ook antibiotica worden voorgeschreven als een secundaire bacteriële infectie wordt vermoed.
Tegelijkertijd is het cruciaal om preventieve maatregelen te nemen om de verspreiding van de infectie te beperken. Patiënten die in contact komen met besmette dieren moeten beschermende handschoenen gebruiken om direct contact met huidlaesies van dieren te vermijden en een strikte handhygiëne in acht nemen. Eventuele wonden of blootstelling aan geïnfecteerd materiaal moeten onmiddellijk worden gereinigd en gedesinfecteerd.
In ernstige gevallen, of bij patiënten met risicofactoren zoals immunodepressie, kan opname in het ziekenhuis nodig zijn voor nauwlettend toezicht en de juiste medische behandeling. De meeste gevallen van koepokken zijn echter zelfbeperkend en verdwijnen spontaan binnen een paar weken.
Het is ook belangrijk om professionals in de gezondheidszorg en het publiek bewust te maken van maatregelen om infectie met koepokken te voorkomen en aan te pakken om het risico op verspreiding en bijbehorende complicaties te verminderen.
Wat zijn de preventiemiddelen?
Algemene preventiemaatregelen zijn gericht op het verminderen van de verspreiding van koepokkeninfectie bij knaagdieren en mensen. In het geval van knaagdieren is het essentieel om elk risico van direct of indirect contact tussen gekweekte knaagdieren en wilde knaagdieren te voorkomen. Dit kan worden bereikt door het opzetten van fysieke barrières en het handhaven van adequate sanitaire omstandigheden in faciliteiten.
Voor mensen wordt een strikte algemene hygiëne aanbevolen. Dit omvat het onder controle houden van de aanwezigheid van ratten door ze niet aan te trekken met voedselresten en door regelmatige ongediertebestrijding. Regelmatige reiniging en ontsmetting van gebouwen, uitrusting en kooien voor knaagdieren zijn ook cruciaal om de verspreiding van infecties te voorkomen.
Het is belangrijk om werknemers voldoende op te leiden en te informeren over de risico’s van het koepokkenvirus en over collectieve en individuele preventiemaatregelen. Dit omvat het correct hanteren en in bedwang houden van knaagdieren en katten, evenals het beschikbaar stellen van geschikte middelen zoals persoonlijke beschermingsmiddelen en een EHBO-doos.
In het geval van een dierziekte is de eerste stap het vinden van de bron van de besmetting en het elimineren van partijen besmette knaagdieren. Het is ook cruciaal om de hygiëne- en desinfectiemaatregelen te versterken om het risico op besmetting door wilde knaagdieren te verminderen. Naleving van de hygiënevoorschriften, zoals het regelmatig wassen van de handen en het dragen van de juiste beschermingsmiddelen, is essentieel om overdracht van de infectie op mensen te voorkomen. Tot slot, als de dierziekte bevestigd is, moeten de hygiëne-instructies versterkt worden, zoals de eis om handschoenen te dragen bij het hanteren van knaagdieren, kooien en uitwerpselen.
Wat is de status van deze ziekte?
Wat de diergezondheid betreft, wordt het koepokkenvirus niet beschouwd als een besmettelijke dierziekte, wat betekent dat het niet algemeen bekend is dat het zich gemakkelijk tussen dieren verspreidt. Vanuit het oogpunt van volksgezondheid zijn koepokken echter wel een aangifteplichtige ziekte, wat betekent dat gevallen moeten worden gemeld bij de relevante gezondheidsautoriteiten. Deze classificatie is belangrijk om de ziekte goed te kunnen monitoren en zo nodig bestrijdingsmaatregelen te kunnen nemen.
Hoewel koepokken een probleem voor de volksgezondheid is, is de ziekte momenteel niet opgenomen in de tabel met beroepsziekten. Dit betekent dat de ziekte niet officieel wordt erkend als een ziekte die kan worden opgelopen tijdens beroepsactiviteiten en dat werknemers die aan deze ziekte lijden daarom niet in aanmerking komen voor officiële erkenning van werkgerelateerde aandoeningen.
Het koepokkenvirus is geclassificeerd in gevarengroep 2 onder de Franse arbeidswet (artikel R.4421-3). Deze classificatie geeft aan dat het virus geacht wordt een zeker risico voor de menselijke gezondheid in te houden, maar geen ernstige of onmiddellijke bedreiging vormt. Dit kan specifieke preventie- en controlemaatregelen op de werkplek vereisen om de blootstelling van werknemers aan het virus tot een minimum te beperken en het risico op overdracht te verminderen.
Epidemiologie
CPXV is wijdverspreid in Europa, Rusland en de westelijke staten van de voormalige Unie van Socialistische Sovjetrepublieken, evenals in aangrenzende regio’s inNoord- enCentraal-Azië. Andere orthopoxvirussen blijven aanwezig in bepaalde gemeenschappen en blijven mensen infecteren, zoals het koepoxvirus in Europa en het apenpoxvirus in Centraal- en West-Afrika. In Europa komt het virus vooral voor in het Verenigd Koninkrijk. Menselijke gevallen zijn nu zeer zeldzaam en worden meestal opgelopen door huiskatten. Het virus komt zelden voor bij vee; de gastheren van het reservoir zijn knaagdieren, vooral woelmuizen. Hoewel er in Europa tot het begin van de jaren 1970 regelmatig gevallen van runderpokken werden gemeld, worden deze nu voornamelijk in verband gebracht met huiskatten.
Gevallen in het VK
Een geval van koepokken is gedocumenteerd in het Verenigd Koninkrijk, volgens een artikel gepubliceerd in de New England Journal of Medicine op 5 juni 2021 (Kiernan M. N Engl J Med. 2021 Jun 10;384(23):2241.). Een 28-jarige vrouw meldde zich bij de spoedeisende hulp van het Royal Free Hospital in Londen met oogirritatie die gepaard ging met roodheid en afscheiding in het rechteroog over een periode van 5 dagen. De klinische situatie verslechterde, wat leidde tot orbitale cellulitis, waarvoor een operatie nodig was. De patiënte vertelde dat haar kat twee weken eerder laesies op de poten en de kop had ontwikkeld.
Analyses van de laesies op de kat en het oog van de vrouw onthulden de aanwezigheid van orthopoxvirus, een familie van virussen waaronder pokkenvirus, vaccinia, runderpokkenvirus en apenpokkenvirus. Genetische sequencing bevestigde dat de patiënt was geïnfecteerd met het Cowpoxvirus.
Deze vaststelling onderstreept het belang van waakzaamheid ten aanzien van zoönotische ziekten, d.w.z. ziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Het benadrukt ook de mogelijke rol van huisdieren, zoals katten, bij de overdracht van bepaalde virussen en onderstreept het belang van samenwerking tussen gezondheidswerkers bij mens en dier om dergelijke ziekten te bewaken en te beheersen.
Situatie in Frankrijk
Een studie uitgevoerd tussen 2008 en 2009 onthulde een reeks gevallen van ulceronecrotische huidletsels, voor het eerst gemeld op 16 januari 2009 door een infectioloog in het ziekenhuis van Compiègne. Drie patiënten presenteerden zich met deze symptomen tussen 4 en 14 januari 2009, zonder verbetering na initiële behandeling en antibiotica. Biologische en bacteriële onderzoeken leverden geen resultaat op, maar de patiënten hadden allemaal ratten gekocht in dezelfde dierenwinkel tussen 22 december en 3 januari.
Na een inspectie van de dierenwinkel door DDSV 60 werd de hypothese van een virale infectie, met name koepokken, naar voren geschoven. Verder bewijs verzameld tussen 19 en 23 januari bevestigde deze hypothese, met een heropleving van menselijke gevallen van huidinfecties met koepokken in Duitsland. Biopsiestalen genomen op 26 januari toonden bij twee patiënten virale morfologieën aan die overeenkwamen met koepokken.
Het multidisciplinaire onderzoek dat werd uitgevoerd door hetInVS, de DGAL en andere instanties identificeerde bevestigde en waarschijnlijke gevallen van besmetting met koepokken, met een grondige analyse van de epidemiologische en klinische kenmerken. In totaal werden 20 gevallen geïdentificeerd, met een overwicht aan vrouwen en karakteristieke huidlaesies die necrose tot gevolg hadden.
Er werden snel controlemaatregelen genomen, waaronder het verwijderen van mogelijk besmette ratten uit dierenwinkels en voorlichtingscampagnes voor gezondheidswerkers en het grote publiek. Deze studie benadrukt het belang van samenwerking tussen lokale en nationale gezondheidsautoriteiten om een effectieve reactie op dergelijke epidemiologische situaties te garanderen.
Pokken- en pokkenvaccin
De ontdekking van koepokken gaat terug tot 1798 dankzij Jenner, die de term “vaccinatie” introduceerde, afgeleid van het Latijnse adjectief “vaccinus”, wat “van de koe” betekent. Patiënten ontwikkelen na vaccinatie immuniteit voor zowel runder- als menselijke pokken, wat volgens de WHO uiteindelijk leidde tot de uitroeiing van pokken in 1980.
De oorsprong van vaccinia gaat terug tot de jaren 1770-1790, toen boeren en veehouders vaak gespaard bleven tijdens pokkenepidemieën. Aanvankelijk werd bij de vaccinatie gebruik gemaakt van lymfe uit de puisten van met pokken besmette koeien, maar complicaties leidden tot de introductie van veiligere methoden, zoals “retrovaccinatie” in Italië.
Deze methode bestond uit het inoculeren van koeien met het gehumaniseerde runderpokkenvirus, dat vervolgens van de ene vaars op de andere werd overgebracht om massale hoeveelheden vaccin te produceren. Vervolgens werd het “echte dierlijke vaccin” ontwikkeld, waarbij gebruik werd gemaakt van natuurlijk voorkomend dierlijk pokkenvirus.
De productie van vaccins werd lucratief en veel ondernemers produceerden ruwe versies van kalveren en besmette koeienlymfe. Bij de eerste toepassingen van het vaccin werden menselijke vloeistoffen overgebracht, maar een mutatie leidde tot het gebruik van ‘vaccinia’ in plaats van pokken.
Jenner voerde in 1796 experimenten uit die deze theorie bevestigden, waardoor vaccinatie populair werd. Het koepokkenvirus maakte het mogelijk om pokken te voorkomen, levens te redden en de kosten van de ziekte te verlagen. Ondanks bezorgdheid over de overdracht en de mogelijke complicaties van vaccinia, werd het algemeen geaccepteerd als de belangrijkste methode om pokken te voorkomen, totdat het in 1980 werd uitgeroeid.